maandag 21 februari 2011

Het niet-weten

Ik vind het niet-weten één van de moeilijkste dingen in het vak. Niet weten wat er precies omgaat in de ander, niet weten waar de volgende stap heen gaat, niet weten of wat ik voel nu bij mij of de ander hoort. Dat kan mij onzeker maken. Het idee dat ik de ander alleen maar kan helpen als ik alle antwoorden in petto heb zit nog erg vastgeroest.
Als beginnend psycholoog ben je vaak erg blij dat je het wél weet. Juichend kwam ik de kamer van mijn stagebegeleider in wanneer ik een antwoord had op de vraag van mijn patiënt. Tegelijkertijd sloeg de angst mij om het hart wanneer ik het antwoord schuldig moest blijven. Wat zou die ander wel niet van mij denken…
Jaren later weet ik dat het in therapie niet om de antwoorden gaat. Het proces is het doel. Met andere woorden, hoe je tot deze antwoorden bent gekomen. Het grote voordeel is dat je als therapeut het dus ook echt niet hoeft te weten. Nieuwsgierig zijn naar de ander is het meest belangrijk. Het grote nadeel is dat je het dus ook niet weet. En soms dus ook echt niet...
Zo ook enkele weken geleden. Ik sprak met een patiënt, als kind mishandeld door zijn vader, over verantwoordelijkheden. Met name over de vraag of je verantwoordelijk bent wanneer je iemand niet helpt, terwijl je weet dat die ander hulp nodig heeft. Voor hem was het zo klaar als een klontje: Je moet altijd helpen. Hij had immers ook graag hulp gewild toen hij het nodig had.
Ik kreeg een zwaar gevoel in mijn maag. Bij mij kwam ineens de gedachte op dat hij zichzelf, wanneer hij niet zou helpen, net zo veroordeelde als de mensen die geweten hadden van de mishandelingen. Toen ik hem dat voorlegde werd hij direct emotioneel. Hij begreep niet goed wat ik had bedoeld, en leek gekwetst door mijn opmerking. En ik kreeg niet duidelijk wat hem nu zo raakte. De resterende vijftien minuten praatten we dan ook volledig langs elkaar heen.
Er was iets gebeurd, dat was duidelijk. Heftige emoties zijn over het algemeen goed. Maar heftige emoties die ik niet begrijp zijn voor mij moeilijker te hanteren. Juist dan wil ik graag antwoorden hebben.
De week ging voorbij en onze volgende afspraak naderde. Het gesprek had me eigenlijk veel bezig gehouden. Ik kon mijn vinger er maar niet achter krijgen wat er aan de hand was. Waarom reageerde hij zo heftig?
Bij binnenkomst gaf hij direct aan dat hij erg zat met het vorige gesprek. Onbewust zette ik mij schrap voor een lading boosheid. Maar niets was minder waar. Hij wilde stoppen met de behandeling, omdat het toch geen zin had. Ik viel van verbazing bijna van mijn stoel.
Hij vertelde dat mijn idee van vorige week de spijker op zijn kop geweest. Wanneer hij iemand niet zou helpen was hij net zo schuldig als de medeplichtigen van toen. Dit was voor hem eigenlijk onbespreekbaar. Geen logisch argument zou hem ervan weerhouden anderen te helpen. Hij wist hoe het was om hulpeloos te voelen, en dat wilde hij niemand aandoen.
Hij wist ook dat dit gevoel zijn verdere ontwikkeling in de weg stond. Hij zou nooit voor zichzelf op kunnen komen, wanneer hij zich zo verantwoordelijk voelde. Dat had hij direct gevoeld toen ik mijn idee opperde en daarom had hij zo heftig gereageerd.
Bij mij gingen er eindelijk links en rechts wat kwartjes vallen en kon ik hem echt gaan begrijpen. Ik vond het verhaal ontroerend door de machteloosheid die er uit sprak. Voor hem was de keus om dan maar te stoppen met therapie een zeer logische.
Uiteraard zijn we niet gestopt. Begrijpen en het eens zijn twee verschillende dingen. Maar voor mij was dit weer een voorbeeld dat ik vertrouwen moet hebben op het proces bij de ander. Ik hoef niet direct te weten wat er gebeurt, even geen controle hebben over de inhoud is helemaal niet erg. Het proces stuurt zichzelf, zolang je maar empathisch en nieuwsgierig blijft.

woensdag 16 februari 2011

Van slaaf naar aanstormend talent

Mijn blog over moderne slaven heeft flink wat reacties los gemaakt. De bottleneck die basispsychologen na hun studie ervaren lijkt dan ook een serieus probleem. Want hoe kom je als net afgestudeerde psycholoog aan een baan wanneer er duizenden anderen zijn die ook staan te trappelen om de arbeidsmarkt te betreden? En hoe krijg je nu betaald waar je recht op hebt?
Er is echter nog iets vreemds aan de hand. Je zou in deze omstandigheden verwachten dat degene die wel een baan weten te bemachtigen tot de besten van hun lichting behoren. Immers waar er duizenden afstuderen en er maar een paar honderd per jaar nodig zijn zou iedereen die aangenomen wordt tot de bovenste tien procent moeten behoren.
Dus volgt er de gewetensvraag: Behoren de basispsychologen die in jullie omgeving de laatste jaren zijn aangenomen tot deze tien procent?
De vraag stellen is hem ook beantwoorden: Nee. In ieder geval met grote regelmaat niet. Ik denk dat hier verschillende redenen voor zijn. Ten eerste gaan werkgevers veel te vaak voor de gemakkelijke oplossing. Het aanbieden van de baan aan de stagiair die zogenaamd al aan het bedrijf is gewend. Of het netwerk dat wordt aangesproken.
Daarnaast lijkt het lijkt er op dat de werkgevers door de bomen het bos ook niet meer kunnen zien. Nu blijft de basispsycholoog een van velen, tussen wie het onderscheidt moeilijk te maken valt. Allemaal een universitaire studie gedaan, dus opgeleid als wetenschapper en niet direct als behandelaar. Je kunt alleen maar raden naar de criteria waar een werkgever op selecteert, maar veel meer dan de beperkte werkervaring, bestuur van een studievereniging en leuke buitenlandse reizen kan het niet zijn.
Er lijkt dus sprake van een vreemde paradox: Hoewel er schaarste heerst, leidt dit niet tot een competitieve strijd waarbij de besten als beloning de gewilde baan bemachtigen.
Er is dus een grote behoefte voor basispsychologen om de kans te krijgen zich boven het maaiveld te verheffen. Ik zou dan ook willen pleiten voor het opzetten van een werving en selectiebureau voor basispsychologen. Tijdens een strenge selectie en verschillende assessments gericht op vaardigheden die belangrijk zijn in het werken met patiënten, kunnen ze laten zien waar ze staan. Het herkennen van symptomen, gesprekstechnieken en bijvoorbeeld het doen van een intake. Daarnaast zou er aandacht kunnen zijn voor de persoonlijke kenmerken en stabiliteit van de kandidaat.
De kandidaten die hier goed uit de bus komen zijn voor de werkgevers interessant. Omdat ze boven het grijze gemiddelde uitsteken zal het risico voor hen beperkt zijn. Maar ook voor de sollicitant levert dit bureau voordelen op. Hij of zij kan vanuit deze positie eisen stellen aan de arbeidsvoorwaarden. Ik geloof namelijk sterk in het idee dat je krijgt wat je waard bent. Wanneer de toekomstige werkgever overtuigd is van je waarde, zal deze bereid zijn meer te betalen.
Ook de afgevallen kandidaten weten na deze assessment precies waar ze staan. Zijn er vaardigheden die bijgeschaafd moeten worden? Kom je op bepaalde terreinen kennis te kort? Met de informatie die wordt terug gegeven krijgt kunnen ze zichzelf verbeteren en op een later tijdstip een nieuwe poging wagen.
 Of moet de waarheid dat het beter is in een ander werkveld een baan te zoeken onder ogen worden gezien? Geen leuke boodschap, en in de wereld van de GGZ een nieuw geluid, maar wel een eerlijke.
Tot slot de praktische kant. Het verdienmodel zal in de eerste gericht zijn op de grote groep basispsychologen. Zij zullen immers het meest gebaat zijn bij de kans om zich te onderscheiden van de rest. En wie moet dit gaan doen? Er zijn natuurlijk al verschillende bureaus die gespecialiseerd zijn in assesments. Het is voor hen een kleine moeite deze doelgroep aan te boren. Maar ook het NIP zou hier een rol in kunnen spelen. Tot slot kunnen de grote GGZ instellingen het zelf doen. Op deze manier creëren ze een pool van aanstormend talent, een snoepwinkel waaruit naar behoefte geshopt kan worden.
Waarom ik het niet zelf doe? Ik ben erg tevreden met mijn baan, en nu is wel de tijd om dit te doen. Selectie aan de poorten van de universiteiten zal de toestroom van studenten verminderen. Daarnaast zal de vraag door toenemen omdat de babyboomers langzaam aan met pensioen gaan. Uiteindelijk zal het probleem zichzelf oplossen, maar in de tussentijd is een oplossing gewenst.
Meedenken vind ik trouwens altijd leuk, dus mailen mag!

zaterdag 5 februari 2011

Rotterdam in de storm

Rennend door de stad terwijl een storm over de Maas raast. Toeristen die bijna uit hun jas waaien houden zich lachend aan elkaar vast. Blikken van verstandhouding tussen Rotterdammers onderling. In Rotterdam waait het immers altijd net iets harder dan in de rest van Nederland. De rivier en de hoge gebouwen zorgen voor plotselinge rukwinden terwijl om de hoek weer een onverwachte luwte wacht.
Lopend over de Parkkade hoor ik een luide fluittoon. Pas nadat de Erasmusbrug hangend in de wind is getrotseerd ontdek ik de oorzaak. Op de Kop van Zuid staan de hijskranen die begonnen zijn met de bouw van Rem’s “de Rotterdam”. Boven mij uit rijzend zingen ze hun eigen wijs.
Terug langs het nieuwe gebouw van Deloit, de grijze kleur gaat op in het wolkendek. De wind oefent al zijn kracht uit op de glazen luifels. Brommend durven zij dit geweld te weerstaan. Even verderop het vertrouwde geluid van het klappen van ijzeren kabels tegen de Hef, als het geluid van het zeiltuig tegen de mast.
Op de Willemsbrug, zoals altijd, het prachtige uitzicht over de stad. Nu met het geweld dat haar teistert. Witte koppen op de golven, een watertaxi die het aandurft de veilige haven te verlaten. De klapperende vlaggen op de Boompjes.
Over de maasboulevard lijkt het alsof de wind mij terug wil duwen, ik vervloek haar zachtjes. De lopers die mij tegemoetkomen kijken vrolijk, zien de wind nu nog al steun in de rug. Maar ook zij moeten weer terug, dus lach ik hen vriendelijk toe.
Langzaam komt de Euromast weer in zicht. Zacht beweegt zij mee met de wind, als waarschuwing voor ons allemaal. Je kunt stormen alleen maar doorstaan door flexibel te zijn. Daarom hou ik van Rotterdam, deze stad staat nooit stil, is altijd in beweging. Niet klein te krijgen.